Veensche Boys, een club met een mooie historie die teruggaat naar 1936. Ik denk dat je als vereniging trots mag zijn op je historie en deze zoveel mogelijk moet vastleggen. In het verleden hebben we de vele foto’s op de website gezet onder de naam: Uit de oude schoenendoos…… Veel leden hebben hier veel plezier aan beleefd. Maar er zijn ook veel mooie verhalen uit de begintijd van Veensche Boys, die niet verloren mogen gaan. Hoe anders was het toen? Een warme douche na de wedstrijd? NEE, wassen met koud water uit een teil, dat je eerst moest oppompen. Ballen bestellen via internet? NEE, op de brommer naar Soest om ballen te halen. Boekhouden met behulp van een boekhoudprogramma op de computer? NEE, verzamelen in sigarenkistjes en in een schriftje bijhouden. Het zijn maar een paar voorbeelden. De mensen die de begintijd van Veensche Boys hebben meegemaakt, zijn de jongste niet meer.
Daarom zal ik de komende tijd proberen om zoveel mogelijk verhalen vast te gaan leggen, uit te werken en te plaatsen. Dit zal geen wekelijks artikel worden, maar zo af en toe zal er iets geplaatst worden, omdat er nog verhalen verzameld moeten worden. Ik hoop dat het een mooi inkijkje geeft hoe de club is groter geworden en waar we vandaan komen en dat jullie zullen genieten van de verhalen. Ik noem deze serie: Verhalen van vrogger. Ken je iemand die mooie verhalen kan vertellen over het verleden van Veensche Boys, zodat deze verhalen bewaard zullen blijven voor de toekomst, dan hoor ik dat graag. Mail dan naar Henk.Berculo@upcmail.nl. Ik, Saskia, kom graag langs om de verhalen vast te leggen.
Veel leesplezier met het eerste verhaal van Henk Berculo sr. 75 jaar lid van Veensche Boys.
VERHALEN VAN VROGGER
Henk Berculo (22-5-1936) verteld.
“Ik was niet voor de zaterdag of voor de zondag. Ik was altijd voor de vereniging.”
Ik kwam op ongeveer 12-jarige leeftijd bij Veensche Boys aan de Domstraat.
Mijn oudere broer Gerrit, voetbalde toen in het eerste bij Veensche Boys.
Het was een goede voetballer, middenvoor.
Hij was getrouwd met San van Vanenveld, een zus van de voorzitter Peet van Vanenveld.
De jeugd speelde toen op zaterdagmiddag, omdat er ’s ochtends nog gewerkt moest worden. Naar de uitwedstrijden, die allemaal een beetje in de omtrek waren, gingen we dan met een veewagentje van Niek van de Veen. We voetbalden niet op klompen, maar op echte voetbalschoenen. Die kochten we op de Kolkstraat, daar zat een schoenmaker. Je had ook geen keuze hoor. Er was één soort van Quick. Later zat Drenth op het Singel, daar kon je ook voetbalschoenen kopen. Nog later had je Gerard de Jong. We trainden één keer per week. In de begintijden hadden we leren voetballen met een veter erin. Als je dan kopte, stond soms de afdruk van veter in je kop.
Ik mocht niet op zondag voetballen, maar ik deed het toch. Mijn vieze kleding bracht ik dan bij mijn broer Gerrit. Zijn vrouw San, waste dan mijn voetbalkleding. Na verloop van tijd kwam mijn vader er toch wel achter, dat ik op zondag voetbalde. Hij werkte op de Phoenix brouwerij in Amersfoort, zoals zoveel mensen uit Nijkerk en Nijkerkerveen. Een aantal mensen van NSC, die daar ook werkte, zeiden dan tegen mijn vader: “Henk was goed gisteren.” Eenmaal thuis vroeg mijn vader: “Voetbal je ook?” Ja zei ik. En toen was het goed. Hij heeft er verder niets meer over gezegd, maar hij is nooit komen kijken. Later las hij in de krant wel over mijn prestaties in het eerste van Veensche Boys. Ik was één van de fanatiekste, samen met Gerrit en Gerard.
Mijn broer Cor heeft ook wel gevoetbald, maar die was niet zo fanatiek, Hij zat in de lagere elftallen en deed ook wel eens mee met de veteranen. Mijn broers Teus en Bertus hebben niet gevoetbald.
Voor de wedstrijd, op de locatie van Klaas Mostert, moesten we soms de schapen van het veld afhalen en bij het doel takkenbossen neerleggen met daar weer grond over, om het water makkelijker weg te laten zakken.
Douches waren er toen nog niet. Achter bij het voetbalveld stond een oud huisje. Daar woonde 2 mannen en daar kregen we water van. Bij het voetbalveld stond een soort keet. Aan de ene kant was voor ons, de andere kant voor de tegenpartij. Na de wedstrijd stonden er twee teilen. Eén voor ons en één voor de tegenpartij en daar kon je je wassen met koud water. Als ik ’s avonds thuiskwam zat soms het gras nog aan mijn knieën. Tussen de twee ruimtes van de keet was een hokje voor de scheidsrechter. Vanuit dat hokje verkocht Klaas Mosterd ook limonade. Het was allemaal behelpen. Teus Kas was nogal handig. Hij werkte bij Pijpers en hij had een grote bak gemaakt, met kranen eraan. Die kon je dan vol pompen. Dat was voor die tijd heel modern Om beurten moest je voor je teamgenoot de bak volpompen, maar de laatste had een probleem. Dan was er niemand meer om te pompen. Bij Achterveld moest je water uit de sloot halen met zinken emmers, dan kon je zo’n bak pakken en dan kon je je wassen. Dat is heel anders dan nu, maar we hebben ons ook gered.
Trainen deden we altijd. Het maakte niet uit als er een dik pak sneeuw lag, we trainden gewoon door. We hadden verlichting op het veld bij de Domstraat met houten masten met lampen eraan. Het was behelpen, maar harstikke leuk. Soms gingen we trainen in de school (de Christelijke school stond, waar nu de Bruijnhof is). Er was een lokaal waar ze een gymzaal van hadden gemaakt en daar mochten wij dan trainen. Mijn broer Gerard kwam vanaf de Laakweg mij dan lopend aanhalen. Daarna gingen we Manus Brom aanhalen. Die woonde, net als ik, ook aan de Kerkstraat en dan gingen we gezamenlijk naar de school om te trainen. We hebben wel genoten hoor. En bij Evert Landman aan de Schoolstraat, hebben we wel eens in de varkensschuur getraind. Ook in de WABO (de borstelfabriek) hebben we getraind, op zaterdagmiddag. De eigenaar van de WABO was meneer van de Wal had aangeboden dat we daar mochten trainen. De gebouwen staan er nog steeds.
Toen ik in het eerste zat gingen we op de fiets naar uitwedstrijden, zoals bijvoorbeeld naar Kievieten in Voorthuizen, naar Amersfoort, Achterveld, via een smal paadje, allemaal achter elkaar, tas op de fiets en daar gingen we dan.
We zijn vaak kampioen geworden, maar ook gedegradeerd. We zijn verscheidene keren kampioen geweest, maar hoe vaak, dat weet ik niet meer. Ik ben kampioen geworden met, Geurt van Deuveren, Teusje Schots(man), Gerard (Berculo), Gert Bunt, Bap Bunt, die stond op het doel, Everts Schots(man), Monk (= Aart Schotsman), Pietje Brandsen. We hebben toen feest gehouden bij Evert Veldhuizen in de garage op zaterdag. Ja bij ’s Gravenland scoorde ik de winnende goal We zijn ook een keer kampioen geworden bij Achterveld. Op het veld van Achterveld, tegen Scherpenzeel. (Veensche Boys en Scherpenzeel waren kampioen in hun klasse geworden en speelden om één promotieplek tegen elkaar op neutraal terrein).
Dat waren nog eens wedstrijden, dat ging erop. Ik had een limonade flesje in mijn tas, die waren toen nog van glas, en ik dacht… “Ik zal ze zo een slag an d’r harsses geven”. De vlagger, Willem Willemsen, die kreeg een klap voor z’n kop. Toen zijn we nog met z’n allen naar het politiebureau geweest, om aangifte te doen. Voor een kampioenschap kreeg je een mooi feest aangeboden en dat was t. Van onze trainer De Kulver, kregen we kleding, bijvoorbeeld voetbalkousen. Die betaalde hij van het geld dat hij verdiende als trainer. Toen we overgingen naar de Westerveenstraat in 1968, hadden we eerst nog geen kleedgelegenheid. Dan gingen we ons verkleden bij Maas van Renselaar in de van Noortstraat en ook een poosje in een vrachtwagen van mijn broer Cor. Die zette dan een vrachtwagen neer en daar konden we ons omkleden. Toen er kleedkamers waren aan de Westerveenstraat (eind 1969) , zat daartussen een verkoophokje waar Arie Ham en Herman van Rouwenhorst limonade verkochten. Een kantine was er nog niet, die kwam wat jaren later (1972). Daar hebben Arie Ham en Herman van Rouwenhorst lang de verkoop nog gedaan.
Ik heb tot mijn 60ste gevoetbald. Eerst in het eerste en toen naar de lagere elftallen, de veteranen en ook in de zaal, met onder andere Geurt (van Deuveren) en Gerard (Berculo). Bij mijn afscheidswedstrijd speelde onder andere: mijn zoons Henk en Marco, mijn kleinzoon Dennis, mijn broer Gerard en mijn neefje Frits van Dasselaar. Ook Mas Brom en Jaap Kuijt deden mee en nog veel meer oude voetbalvrienden.
Ik heb veel vrijwilligerswerk gedaan. Ik ben een poos consul geweest. Elke zaterdagochtend was ik om 7 uur bij de Boys om de velden te keuren. Ook ben ik vlagger van het eerste geweest. Toen ik in de VUT kwam, ging ik in de maandagochtend groep helpen. Ik deed allerlei klusjes.
Ik heb geholpen met het tot stand komen van de tribune, samen met Jaap Kuijt en Bram Dasselaar. Jaap deed het technische gebeuren en ik deed de praktische zaken. Wij deden het regelen vooraf, maar ook de werkzaamheden eromheen. Zwolle Boys deed het metselwerk op zaterdag van 7 tot 12 en dan zorgde ik dat er een krat bier voor ze stond.
Bram Dasselaar hielp mij vaak met het stellen voor het timmerwerk. Zo deden we alles samen.
De reclameborden die hoog langs het veld en op de tribune moesten komen zijn, erop gezet met behulp van een hoogwerker die Gerard van de Tweel heeft geregeld. Hij hoorde op een zaterdag in de bestuurskamer dat we het hierover hadden. Hij vroeg: “Wat is er aan de hand Henk?”
Ik vertelde dat een hoogwerker wel handig zou zijn. Hij zei: “Dat regel ik wel, als jullie maar zorgen dat hij ’s nachts ergens binnen kan staan.” En dat hebben we geregeld. Jan Huijgen, die woonde op de Buntwal, had een hoge schuur en daar mocht de hoogwerker wel staan. ’s Avonds brachten Jaap Kuijt en ik de hoogwerker naar de Buntwal en de volgende ochtend haalde we hem weer op. We zijn ook een keer vast komen te zitten met dat ding. We hebben wel wat meegemaakt.
Ook ben ik scheidsrechter geweest bij Veensche Boys en 30 jaar voor de KNVB.
Bestuurslid ben ik ook geweest, in het hoofdbestuur. Toen we nog voetbalden bij Klaas Mosterd, was er nog geen kantine of bestuurskamer. We hebben wel eens bij mij thuis in de schuur vergaderd.
Ik was niet voor de zaterdag of voor de zondag. Ik was altijd voor de vereniging.
Vóór Tijmen Landman ben ik ook nog penningmeester geweest. Alles ging toen met pen en papier. Arie Ham kwam op zaterdag de opbrengst van de kantine brengen en mijn vrouw Fie bracht het dan op maandag, in een emmertje, naar de bank. Samen met Arie Hussel regelde ik ook kaartavonden. Arie regelde het schutjassen en ik het klaverjassen. Samen zorgden we dan ook voor prijzen. Er zaten dan wel 60 tot 70 mensen in de kantine en dat was heel gezellig. Het was veel werk, maar was erg leuk om te doen. Arie Ham deed ook heel erg veel voor de vereniging. Samen met hem ging ik dan naar de groothandel. Arie Ham zorgde ook altijd voor de bloemen bij een kampioenschap of voor sponsoren. Dat deed Henk Dusschoten later ook hoor.
Ik ben altijd bij het eerste elftal gaan kijken. De thuis en uitwedstrijden.
Maar toen het lopen, een aantal jaren geleden, moeilijker ging ben ik niet meer naar de uitwedstrijden gegaan. Ik wilde niet dat de mensen op mij moesten wachten.
Nu kijk ik de wedstrijden vanaf het terras van ons prachtige nieuwe clubhuis, waar speciaal voor Geurt (van Deuveren) en mij een stoel wordt neergezet. Bij slecht weer zitten we binnen in de bestuurskamer/businessclub voor het raam en na de wedstrijd zitten we aan een speciale tafel die voor ons wordt vrijgehouden.
In februari ben ik gehuldigd omdat ik 75 jaar lid was van Veensche Boys. Ik heb genoten van die avond. Het was ook erg leuk dat ook mijn broer Gerard werd gehuldigd, hij was 70 jaar lid.
Nu ik ziek ben kan ik niet meer naar Veensche Boys, maar ik hoop toch nog één keer een thuiswedstrijd te bezoeken.
NAWOORD
Henk heeft op 5 oktober 2024 de wedstrijd Veensche Boys- asv Dronten gezien, vanaf zijn plekje bij het raam in de bestuurskamer van Veensche Boys, samen met zijn voetbalmaat Geurt van Deuveren.