In de voorbereiding op dit seizoen zag ik een bijzondere uitslag voorbij komen. Veensche Boys, waar best wat financiële mogelijkheden zijn, versloeg in de oefencampagne Woudenberg met 9-0. Het wordt nog opmerkelijker als je nu een blik op de ranglijst van de tweede klasse C werpt: de club uit Nijkerkerveen staat slechts vierde, in verliespunten zelfs vijfde. Woudenberg, dat het puur met eigen jongens doet, staat juist fier aan kop. Wat er is misgegaan bij Veensche Boys, dat moeten ze zelf maar eens uitleggen. Maar feit is dat de club jaar in jaar uit roept dat ze naar de eerste klasse willen, maar het telkens níet lukt.
Dat moet pijn doen, zeker bij Erik Assink. Dat is een toptrainer. Dat weten ze bijvoorbeeld bij IJsselmeervogels, Spakenburg, GVVV en Sparta Nijkerk. Assink leidde de ‘Rooien’ zelfs drie keer naar het kampioenschap. Los van zijn prestaties in het verleden – in mijn carrière heb ik zelden gewonnen van Assink – lijkt het mij voor hem een lastige uitgangspositie. Assink is gewend aan topamateurvoetbal, aan spelers die een goed basisniveau hebben. Het verschil met een tweedeklasser zie je al bij een simpele trapoefening. De snelheid waarmee de bal wordt ingespeeld, de aanname, de scherpte die er wel of niet is; Assink moet zich af en toe flink aan zijn ploeg ergeren.
Daarnaast heb je ook nog de generatiekloof: kun je als coach van 65 jaar oud de jongens van nu nog raken? Assink is blijkbaar overtuigd van wel en verlengde zijn contract in Nijkerkerveen. Zelf merk ik bij SV Baarn, waar ik op donderdag bij de hoofdmacht bijspring, dat voor mij die kloof groot is. De motivatie om als voetballer beter te worden moet uit jezelf komen. Die drang, met alle opofferingen die daarbij komen kijken, mis ik persoonlijk.
Hoe Assink dat beleeft, weet ik niet. Maar feit is dat de prestaties bar tegenvallen in Nijkerkerveen. Als Woudenberg over een paar weken de titel viert, zou dat voor iedereen bij Veensche Boys een reden moeten zijn om eens goed in de spiegel te kijken.
Peter Visee