Opvallend rustig stond trainer Erik Assink de pers te woord na het verlies van Veensche Boys tegen de Valleivogels en zijn rode kaart (twee keer geel). Terwijl hij bedeesd naar buiten liep, was de feestvreugde bij de Scherpenzelers duidelijk te horen. Het was wel duidelijk waar de feestvreugde vandaan kwam. ,, En terecht. Er valt weinig op af te dingen. Waar het aan lag? Ik vond Valleivogels beter en vooral rustiger aan de bal. We kregen moeilijk grip op hen om ze vast te kunnen zetten. De laatste turbulente minuten van de eerste helft, waarbij na meerdere pogingen de bal in onze goal verdwijnt, werd ingeleid door een keuze van de scheidsrechter die een vrije trap tegen ons gaf, tegen Alwin. Alwin werd volop tegen zijn hoofd aangesprongen. Het was een vrije bal voor ons maar de scheidsrechter gaf de bal aan hun. Dat was een fase waarbij wij binnen een minuut vier of vijf keer ontsnappen. Als die vrije bal gewoon van ons was, was die situatie niet aan de orde. Door die onrust die in het elftal kwam, profiteerde Valleivogels. Ze maakten een mooie, bekeken goal. Jordy zag er daar niet goed uit en liet de bal los. Die bal wordt teruggelegd en in de verre hoek gelegd. Dan is het 0-1 en dan ben je eigenlijk niet de bovenliggende partij. We waren amper bij machte om een kans te creeren. We hebben hun keeper amper op de proef gesteld. In de tweede helft – dat was bijna het enige gevaarlijke feit – krijgen we een vrije trap met die gevaarlijke bal van Juul in de hoek, waarbij de keeper de bal goed uit de hoek plukt. Dat had een 1-1 kunnen betekenen, want verder waren er amper kansen te bespeuren bij ons. Valleivogels hield veel mensen achterin en knokte echt voor de winstpartij hier. Uiteindelijk was het voor hun meer tegenhouden en konden wij wat nadrukkelijker – zonder kansen te creeren – op hun helft zijn. Tot het moment van die tweede goal, waar Jan van de Veen voor buitenspel vlagt. Iedereen ziet dat. Het was gewoon buitenspel en Jan moest wachten tot die jongen in balbezit komt. En vervolgens doet hij de vlag omhoog. Tot dat moment heeft die scheidsrechter nog niet naar hem gekeken. Pas toen de bal in de goal zat keek hij: ‘Hee, de grensrechter vlagt. Laat ik er even heen lopen.’ De scheidsrechter gaf als commentaar: ‘Ik zie het beter.’ De scheidsrechter stond niet op één lijn. Hij liep er tien meter achter. Die 0-2 was een beslissing, want we zaten totaal niet in een sfeer dat we er wel eventjes nog twee zouden maken, laat staan dat we er drie maken. Dat was helemaal niet aan de orde. Zij konden ons rustig opvangen. En dan komt er toch wat ergernis in de wedstrijd. Ik geloof dat die man uiteindelijk zeven keer geel geeft. En dan ook nog een rode kaart voor mij.
Wat heb je gezegd? Was het zo onvertogen?
Erik Assink: Ja, verschrikkelijk. Verschrikkelijk. Het was al belachelijk bij de eerste gele kaart. Rody maakte een opmerking tegen hem. En hij zegt tegen mij: ‘Jij moet hem opvoeden.’ Ik zei: ‘Dat doen zijn ouders.” Toen gaf hij me geel. Ik zeg: ‘Waar geef je me nou geel voor?’ ‘Hij zei: ‘En nou moet je je mond dichthouden, want anders krijg je nog een keer geel.’ Toen zei ik: ‘Dan moet je dat doen.’ Hij kwam teruglopen en gaf me nog een gele kaart. Achter het hek, zei hij. Nou, dan ga ik achter het hek, jongen. Achter het hek – ik ben heel rustig – zie ik dat een jongen de bal met de handen speelt. De scheidsrechter zei: ‘Nee, nee, niet met de handen.’ Ik zei: ‘Mag je tegenwoordig met de handen spelen?’ Hij kwam naar mij toelopen en hij zei: ‘En nou van het terrein af.’ Ik zei: ‘Dat gaat niet gebeuren.’ Hij zei: ‘Je moet van het terrein af, anders staak ik de wedstrijd.’ Ik zei: ‘Dan staak je toch de wedstrijd? Ik ga het terrein niet af.’ Peter Buitenhuis zei ook dat dat helemaal niet mogelijk was. Toen zei de scheidsrechter niets meer. Hij liep achteruit en zei: ‘Mond dicht dan nu.’
Ben je in je loopbaan wel eens van de accommodatie afgestuurd?
Erik Assink: Nee, nee. Ik denk dat ik drie of vier rode kaarten in mijn hele leven heb gehad. Dit is dan eentje voor commentaar op de leiding. Maar hij floot zo belabberd. Ik vind het overigens niet leuk, hoor.
Interview en foto’s Kees van den Heuvel